de dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat.

Pagina's

zaterdag 17 augustus 2013

bibiche 16 jaar











Ik heb gisteren op programma gemist voor het eerst gekeken naar de uitzending van de Nederlands-Indië herdenking.
In het verleden veel boeken gelezen over de geïnterneerde vrouwen destijds.

Ooit vertelde iemand mij over zijn dochter die getrouwd was met de handschoen.
Hij legde uit dat zijn schoonzoon in Indië was en dat zijn dochter er later ook heen ging,


Eigenlijk is dit een huwelijk met een notariële volmacht. De man vroeg met verschuldigde eerbied aan koningin Wilhelmina toestemming. Wanneer deze afkwam in Indonesië werd de volmacht gereed gemaakt door een notaris en werd dan opgestuurd naar de Nederland. De man in kwestie machtigde dan iemand om in zijn plaats ja te zeggen




Van oudsher kwam deze vorm van trouwen voor bij adellijke families, een gezant werd gestuurd naar de toekomstige bruid en hij vertegenwoordigde de bruidegom in spe. De handschoen werd dan op het altaar neergelegd als teken van instemming van de bruidegom.


Hoewel er minder gebruik van gemaakt wordt is het in Nederland nog steeds mogelijk om op deze manier te trouwen.
De reden daarvoor kan zijn:
Een van de partners kan niet aanwezig zijn door een verblijf in de gevangenis
Er is sprake van een ernstige ziekte
Er is sprake van iemand die niet kan reizen en die dat ook nooit meer zal kunnen.
De Minister van Justitie dient hiervoor toestemming te geven

Het echtpaar de Ridder van Rappard-Lagerweij is teruggekomen uit Nederlands Indie. Van hun ervaringen weet ik niets. Ik was 16 toen ik het verhaal over hun trouwen met de handschoen hoorde, maar altijd moet ik aan hen denken als ik hoor over de kampen in Indië Toentertijd had ik als 16 jarige natuurlijk heel andere interesses.

Vandaag hoorde ik het verhaal van een 16 jarige die sprak op de herdenkingsbijeenkomst van Nederlands- Indië.  Zij is het kleinkind van Bram en Yvonne Keuls.(de schrijfster) Ze vertelde over haar vrolijke opa. De opa die altijd vrolijke en spannende verhalen vertelde over de  bezettingstijd door de Japanners. De tijd die voor hem begon op 16 jarige leeftijd. En pas sinds kort weet ze dat er heel andere verhalen zijn. Haar opa vertelde nu de andere kant van het verhaal: De 16 jarige jongen die van zijn familie losgerukt werd. Ze vertelt niet over zijn ervaringen in de werkkampen, maar dit zou zijn verhaal kunnen zijn…

Al in de eerste maanden van de bezetting werden velen van mijn klasgenoten van mijn middelbare school in Soerabaja en ook ik zelf in een gevangenis ondergebracht. Daarna begon een zwerftocht door verschillende interneringskampen op Java. Elke ochtend om 5 uur liepen we het kamp uit voor transport naar de aan te leggen spoorlijn tussen Tjitjalenka en Madjalaya. Een traject van 15 kilometer. 28 km ten oosten van Bandoeng. Hieraan moesten duizenden geïnterneerden werken. Dagelijks in de brandende zon, geen schaduw om uit te rusten en veel te weinig drinkwater. Doodmoe, uitgehongerd en uitgedroogd kwamen we dan weer ’s avonds in het kamp aan.

Of dit verhaal: Ieder ochtend en avond de ellende van het appel. De jonge mannen moesten na het ochtendappel op de rijstvelden buiten het kamp werken. De anderen moesten voor zover ze dat konden in de keuken werken, schoonmaken, straatvegen, en gras knippen.Het eten was bijzonder slecht en weinig. Meestal een soep van ingewanden (Het vlees was voor de Japanners)met een handje rijst of een oebie, dit is een soort zoete aardappel. Het ontbijt bestond uit iets wat op broodjes leek. Gebakken met een soort stijfsel en wat meel. In het kamp bevonden zich wel 12000 mannen van wie velen zich in erbarmelijke omstandigheden bevonden. Het dodental was zeer hoog.


De appels verliepen zelden zonder afranselingen. Het zonder aanleiding in elkaar beuken van weerloze mensen was een geliefkoosd vermaak voor de Japanners. Wanneer iemand betrapt werd op smokkelen werd onmiddellijk bewusteloos geslagen. Daarna volgde er een collectieve straf. De mannen moesten met ontbloot bovenlijf tegenover elkaar gaan staan, en dan kwamen er zweepslagen die striemden tot bloedens toe over ruggen en benen. Daarna moesten de mannen elkaar met de kracht die men nog over had elkaar met de vuisten in het gezicht beuken. Deed men dit niet hard genoeg dan werd de zweep er weer over gehaald. Hierbij moest men met alle kracht die men nog had met de vuisten elkaar in het gezicht slaan. Sloeg men niet hard genoeg, zwiepte de zweep weer over de blote ruggen.

Er zijn veel van deze verhalen. De opa van het meisje was 16, zijn broer 18.Jonge mannen die in gelukkige omstandigheden leefden, jongemannen die naar Nederland zouden gaan om te studeren, maar die jarenlang verstoken bleven van onderwijs.

Het meisje van 16 is dankbaar. Dankbaar dat zij in Nederland leeft, dat ze de mogelijkheden heeft om te studeren. Ze vindt het erg dat er tot op vandaag t nog steeds mensen van haar leeftijd zijn die door oorlogsgeweld behalve alle gruwelen die ze moeten doorstaan ook niet in staat zijn om te leren. Terwijl ze zelf als 16 jarige alle kansen krijgt, dat ze daar alle tijd voor heeft. terwijl de jongens van toen, nadat ze in Nederland terug waren wel de kans kregen om de HBS te doen, maar dat dat in 2 jaar tijd moest. 10 uur per dag naar school, en ’s avonds studeren tot diep in de nacht. Dat zij als het eens een keertje niet zo goed gaat extra hulp krijgt, En dat er anno nu Afrika, Afghanistan enz enz, er zovelen zijn die alleen maar oorlog kennen. Het meisje is 16, haar opa is 80 voor altijd verbonden, mede door haar toespraak op de Nederlands-Indië herdenking.


 En zo werkt het door...
  1. Mijn vader heeft in een Japans concentratiekamp gezeten in Indonesie. Dat betekent dat ik de 2e generatie van oorlogslachtoffers ben. Mijn vader heeft er een verschrikkelijk trauma aan overgehouden. Dit heeft altijd een enorme druk gelegd op mijn moeder en mij. Nu is mijn vader de afgelopen weken teruggegaan naar de plekken waar het allemaal gebeurd is. Onherroepelijk komt er bij mij nu ook een gevoel van woede en verdriet naar boven.
    Op 4 mei 2007 las staatssecretaris Bussemaker een speech voor op de Dam. Die plaats ik hier graag omdat deze speech voor mij alles zegt.




    De oorlog begon voor mijn vader op 8 december 1941.

    Die dag verklaarde Nederland Japan de oorlog.

    De oorlog begon voor mijn vader met de dood van mijn oma in het concentratiekamp.

    Hij bleef achter in Nederlands Indië.

    In diverse gevangenkampen.

    Hij werd vernederd en gestraft.

    Geslagen.

    Mijn vader overleefde de oorlog.

    Maar de oorlog ging niet voorbij.

    Herinneringen zijn onverbiddelijk.

    De oorlog begon voor mij toen ik 25 was.

    Mijn vader ging naar Indonesië.

    Hij zag de plaatsen van zijn jeugd.

    Waar hij urenlang in de brandende zon stond. ‘Voor straf’.

    Waar hij werd geslagen.

    Vernederd.

    Als jongetje van drie.

    Ik kende geen oorlog.

    Maar de oorlog leeft ook in mij.

    De echo’s klinken in míjn hoofd.

    De oorlog begint elke dag opnieuw.

    Voor mensen die betrokken raken bij een nieuwe oorlog.

    Voor jonge vrouwen en mannen die op vredesmissie gaan.

    Voor hun ouders.

    Geliefden.

    Kinderen.

    Broers en zussen en andere familie.

    Voor hun vrienden en dierbaren.

    Voor de goede verstaander.

    We staan stil bij de verschrikkingen van oorlog. En de wreedheid.

    We staan stil bij wat mensen andere mensen aandoen.

    Onverdraagzaamheid.

    Onverschilligheid.

    Onbegrip.

    Dat ligt niet achter ons.

    Maar is van alle tijden.

    Ook als er geen oorlog is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten